Het is nationale Broer en Zusdag: oftewel een dag voor iedereen die een broer of zus heeft. Een broer of zus maakte opgroeien stukken leuker, maar ook stukken chaotischer. Iedereen die een broer of zus heeft zal de onderstaande herkenbare puntjes herkennen.
"Kan je aan mama vragen of we vanavond patat mogen?"
- Je broer of zus spande je altijd voor het karretje met dingen als: "Kan je aan mama vragen of we vanavond patat mogen?" Terwijl ze damn well wisten dat het antwoord 'nee' is.
- De hel die losbrak als je in de stad gespot werd met die ene tas die je van je zus wilde lenen (maar niet mocht lenen). Haar tassen, schoenen en sieraden waren ook jouw sieraden.
- Alles was altijd jouw schuld. Waarschijnlijk zal jou broer of zus vinden dat hij of zij altijd de schuld van alles kreeg: je eigen problemen wegen nou eenmaal zwaarder dan die van een ander.
- De jongere broer of zus mocht veel meer omdat je ouders ook al een trial run hadden gehad met het oudere kind. Alles was een stuk minder eng, wat we nu op latere leeftijd een stuk beter begrijpen. Hoe dan ook, het voelde héél oneerlijk.
- Je hebt een hele waslijst aan inside-grapjes en codetaal. Het stemmetje waarmee je je ouders nadoet, de verwijzingen naar herinneringen... Je zou er een boek over kunnen schrijven.
- Je wordt altijd vergeleken met je broer of zus: iedereen moet altijd óf zeggen dat jullie ontzettend op elkaar lijken, óf juist dat je nooit zou zeggen dat jullie siblings zijn.
- De jongste kreeg de afdankertjes. Ja, nu zijn we helemaal voor recycling en circulair leven, maar als kind of tiener wilde je gewoon je éigen identiteit neerzetten. Balen, dus, als je in de oude Cars-tuinbroek van je broer naar school gestuurd werd.
- Uiteindelijk ben en blijf je altijd één team. Van vroeger stiekem jokken tegen papa en mama, tot elkaar in je tienerjaren bescherming nemen de ander eens op boevenpad ging, en op latere leeftijd eindelijk als equals.